Dit is deel twee van het speleo-weekend-verslag. Hier is deel één.
We hadden zaterdag in een steengroeve allerlei speleo-technieken geoefend. Die gingen we zondag in praktijk brengen.
We vertrokken zondagochtend rond tien uur. We gingen eerst nog even een kleine grot bezichtigen. Om in de stemming te komen. En om Mechteld, die niet meeging de echte grot in, toch nog even het grotgevoel te geven. In deze grot konden we gewoon wandelen, zonder te hoeven kruipen en zonder vies te worden. We hadden alleen maar helm en lampje nodig. Deze grot was al vanaf heel lang geleden in gebruik; onder meer tijdens oorlogen en door holenberen. Maar nu woonde er niemand meer.
Daarna door naar de ‘echte’ grot: de Chantoir de Ronsombeux. Dat is een grot in de buurt van Bomal-sur-Ourthe. We moesten de auto's in een modderpoel parkeren, zodat we al vies waren voordat we de grot zelfs maar gezien hadden.
We bereidden ons bij de parkeerplaats helemaal voor: nog even plassen, regenpak aan, gordel om, laatste hapje eten et cetera. Als je goed op de foto kijkt dan zie je dat Floor al direct uit zijn regenbroek scheurde. Maar dat mocht de pret niet drukken.
En dan op naar de ingang van de grot. Die ingang was nog een best eind lopen. We kwamen uiteindelijk bij een relatief onopvallend luik. Onder dat luik is een netjes gemetselde schoorsteen, een meter of drie diep, met een laddertje. Tot zover viel dat speleo-gedoe eigenlijk best wel mee.
Maar toen begon het. Er waren nog andere speleologen in de grot. En die zaten vast in de uitgang. Het kostte onze gids misschien wel een half uur om ze los te krijgen. Nou, dat beloofde wat…
Toen de andere speleo's bevrijd waren gingen wij één voor één de schoorsteen in. Daarna was het een klein stukje min of meer horizontaal kruipen. En daar hield het op. Althans, zo leek het. Je moest je benen in een soort van schuine spleet steken, dan moest je min of meer horizontaal op je buik naar achteren schuiven, dan voorzichtig omlaag zakken, et cetera. Hoewel Akshay snel uit zicht verdween had ik onbewust besloten dat het onmogelijk was. Ik ging nog maar even terug naar de schoorsteen en naar boven, om een laatste hapje buitenlucht te nemen.
Bij de tweede poging bleek dat 't eigenlijk reuze meeviel. Onder de krappe spleet kwamen we in een ruime kamer waar we een stukje schuin naar beneden moesten klauteren. Dan zat er weer zo'n nauwe opening: een gat, met dit keer een heleboel niets eronder. Daar moesten we doorheen abseilen. Ach, 't viel allemaal reuze mee. Fractie passeren, nog een stuk abseilen, enz.
Intermezzo. In zo'n grot is het nogal donker, zie de impressie hiernaast. Lampjes zijn dus echt noodzakelijk. Een eenvoudig en goedkoop hoofdlampje van de Lidl voldoet al, maar ik daar neem ik natuurlijk geen genoegen mee. 't Is immers ook een kans om weer een gadget te kopen. Ik had dus een nieuwe Petzl Myo XP, “Power and long-lasting light”, met een Super Bright Led die in z'n Boost-mode 150 lumens heeft, en dan wel 97 meter ver komt. Maar ik werd ruimschoots afgetroefd door Paul, onze gids. Hij had een monster bij zich. Met zes van die Super Bright Leds heeft 'ie 350 lumens, waar 'ie wel 120 meter ver mee komt.
Drie of vier fracties verder, en zo'n 50 meter dieper, kwamen we in een grote kamer terecht. Daar verzamelden we. We waren al best wel lang bezig, want we moesten bij elke fractie wachten tot het touw vrij was. En we waren toch wel met veel mensen.
't Was een mooi moment voor een late lunchpauze. Daarbij ontdekten sommigen van ons dat breekbare koekjes niet bepaald handig speleo-voedsel is. Als je je steeds door nauwe openingen moet wurmen, dan verkruimelen die helemaal.
Na de pauze schakelden we van verticaal over op horizontaal. We gingen een stuk kruipen door gangen, afgewisseld met kleinere of iets minder kleine kamers. En we moesten door openingen kruipen, die eigenlijk niet zo mogen heten omdat het meer dicht dan open was. Wonder boven wonder kwam iedereen er toch doorheen. Aan het einde draaiden we om en gingen we terug naar de lunchroom. En vanuit daar langs het touw omhoog, met de stijgklemmen. Tenslotte door de laatste krappe schuine spleet. Ik besloot voor de lol om de nóg krappere variant te nemen. En zowaar, het lukte, en ik vond het nog leuk ook. Jammer genoeg stootte ik daarna, in het laatste stukje horizontaal kruipen, mijn knie keihard tegen de rots. Het werd me bijna nóg zwarter voor de ogen.
Eindelijk waren we weer in de frisse buitenlucht. Al met al waren we een hele tijd binnen geweest. Toen de laatste buiten was, was het al donker.
Het laatste probleem was de auto uit de modderpoel naar de weg zien te krijgen. Met hulp van een paar aanduwers lukte dat ook nog. Dan naar een restaurantje, en daarna gauw naar huis. Ik lag rond half twee eindelijk in bed. Moe maar voldaan. Ik had 't weer overleefd.
dinsdag 3 maart 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten