Zeven jaar geleden sprak Lien nog geen woord Nederlands. Nu kan je een aardige conversatie met haar houden. Dat heeft ze de afgelopen jaren allemaal geleerd. Op school (de inburgeringscursus), van mij, op haar werk, enz. Ik heb er alleen nooit zo op gelet dat ze beschaafd Nederlands leerde. Ze weet niet altijd of een woord nou wel of niet gepast is. Net zoals ik vast ook wel eens in het Lao allerlei onaardige dingen zeg zonder het in de gaten te hebben.
En nu is Philip er. Ik doe mijn best om hem enigszins beschaafd Nederlands te leren. We voeden hem niet echt tweetalig op; Lien praat ook vaak Nederlands met hem. Je begrijpt dat ik daardoor zo af en toe een woordje moet corrigeren. Het zijn meestal van die grensgevallen: is “kont” acceptabel, of moet het altijd “billen” zijn? Ik hou het maar op het laatste.
Ik merk dat ik zelf een beetje een heilig boontje aan het worden ben. Als er iets niet goed gaat dan kan ik prima vloeken en schelden. Maar dat doe ik nauwelijks als Philip in de buurt is. “Verdorie” mag nog wel, maar de sterkere varianten vind ik ongepast.
Zo waren we laatst bij opa en oma. Opa is in de keuken bezig. Er gaat blijkbaar iets niet helemaal goed, en er komt een stevige vloek voorbij. Tja, wat moet ik dan doen? Ik vroeg maar aan Philip of hij tegen opa wilde zeggen dat hij netjes moet praten. En dat deed Philip keurig.
zaterdag 15 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten