Het is zondagmiddag, bijna kwart over één. Ik zit lekker thuis, in mijn studeerkamer. Ik heb comfortabele kleren aan, het is hier goed verlicht en redelijk schoon. Het uitzicht is daarentegen matig: op de grond slingeren allerlei klimspullen, er zwerft allerlei computer-randapparatuur en losse draadjes, en hier en daar staan stapels papieren die ik allang had moeten verwerken.
Wat een verschil met precies een week geleden! Toen had ik een vieze regen-overall aan, en een bijna onaangenaam strakke gordel om mijn heupen en benen. Ik had een paar rubberen tuinlaarzen aan, en een helm op mijn hoofd. Later zou er zelfs water in mijn broekspijpen en mijn laarzen stromen. De omgeving waar ik stond was modderig en stikdonker. Maar als we een lampje aan deden dan was het uitzicht magnifiek. De enige overeenkomst is dat het in beide situaties enige tijd geduurd heeft voor de omgeving deze vorm aangenomen had - hoewel de tijdsschalen nogal uiteen lopen.
We waren in België in een grot aan het klauteren. Speleologie heet dat. Nans had me verleid om mee te gaan. Ik heb duizenden angsten uitgestaan, nachten niet geslapen, paniekaanvallen met moeite onderdrukt. Ik was er namelijk van overtuigd dat ik in zo'n grot vast zou komen te zitten in een nauwe doorgang en dat ik daar ellendig aan mijn einde zou komen. Als het bij klimmen misgaat dan kan je altijd nog de reddingshelikopter bellen, maar ondergronds lukt dat niet.
Maar ik ben dus toch meegegaan. En het was best wel leuk. De nauwe doorgangetjes vielen ook reuze mee; die waren helemaal niet zo nauw. Ik paste moeiteloos overal doorheen.
zondag 9 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Volgens mij herken ik in die grote t&^%$-bende de topo van Thaurac (op je bureau)! :-) Of niet?
BeantwoordenVerwijderenWow. Dat heb je scherp gezien!
BeantwoordenVerwijderen