Het is heet in Thailand. Zeker vergeleken met het noorden van Laos (dat is dan ook subtropisch, terwijl het hier tropisch is - althans, volgens de kaart van Lonely Planet is het daar subtropisch; andere bronnen vinden dat subtropisch pas nog noordelijker begint). Maar ze hebben hier strand en zee en een verkoelend briesje. Dat is wel lekker.
We zijn neergestreken in Cha-Am, een badplaatsje zo'n 100 kilometer ten zuidwesten van Bangkok. Het is hier wel toeristisch, maar dan voor Thai; er zijn nauwelijks westerlingen. Hier in het internet-café spreken ze niet eens behoorlijk Engels. Gelukkig is “internet?” voldoende om duidelijk te maken wat ik wil (dat is in een internet-café natuurlijk al gauw voldoende). Ik maak het de juffrouw nog even moeilijk door te vragen hoeveel het kost (“how much?”), en dat begrijpt ze nog net. Ze heeft dan wat moeite om te zeggen dat het 20 baht per uur is (dat is nog niet eens een halve euro). Ik herken iets dat op “twenty” zou kunnen lijken, en het helpt dat ik weet hoe je “twintig” en “uur” in het Thai zegt. Het gezicht van de juffrouw klaart helemaal op en ze knikt enthousiast.
Het is hier een uur of twee in de middag, en ik ben het strand even ontvlucht. Want ondanks goed insmeren ben ik gisteren toch wat verbrand. Vooral op mijn schouders. Lien en Philip zitten op het strand of in de zee, niet ver hier vandaan. Zij zijn helemaal niet verbrand. En Lien heeft zich niet eens in hoeven smeren.
Lien vermaakt zich kostelijk op het strand. Ze zit heerlijk in een strandstoel, onder de parasolletjes, met allerlei plaatselijk eten voor zich op tafel. Er lopen hier namelijk continu mensen heen en weer met allerlei “lekkers”. Onder meer diverse gefrituurde dingen, waaronder visjes; fruit waarvan ik het bestaan nog niet wist; en flinterdunne koekjes zo groot als een pizza. Ze wil hier nóg wel een week blijven.
En Philip vermaakt zich kostelijk in zee. Althans, zolang papa of mama hem optilt. Want anders is het eng. Hij heeft een water-in-de-oogjes-fobie (heel lastig als we zijn haar willen wassen). Maar de golfjes zijn wel geweldig, daar kan je overheen springen of tegenaan schoppen en slaan. En dan roept hij “spinazie”, of “taartjes” of “ijsjes”. Dat zijn zijn standaard strijdkreten als hij iets of iemand aanvalt, de laatste weken.
Dat brengt me meteen op een andere observatie. Philip wil graag met dieren spelen. Dat beperkt zich tot dieren van het formaat huisdier; formaat rund is eng. Zelfs baby-rund. “Spelen” betekent voor Philip: aanspreken met “wegwezen”, enthousiast eropaf rennen en zo mogelijk een trap uitdelen. Gevogelte en pluimvee zijn dan natuurlijk allang weg, en katten en kleinere honden meestal ook. De wat grotere honden kijken hooguit verbaasd. Het is me tot nu toe gelukt om fysiek contact tussen Philip en dergelijke honden te voorkomen.
Morgen (vrijdag) gaan we met de bus naar Bangkok. Dat kost ons nog geen 300 baht (zes euro). Vanaf het vliegveld naar hier hebben we met de taxi gedaan; dat was wel heel luxe maar daar hebben we dan ook 50 euro voor moeten betalen.
Lien gaat in Bangkok kleren inkopen. In Nederland is ze namelijk vaak veroordeeld tot de grotere kindermaatjes. Ik moet haar een beetje inhouden, denk ik, want we mogen maar zestig kilo meenemen in het vliegtuig naar Nederland, zondagavond laat.
donderdag 10 april 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten