Ik ga al een tijdje mee in de wereld van computers. En ik heb al 't een en ander aan apparatuur versleten. Printers, bijvoorbeeld. De eerste printer die ik me kan herinneren heb ik voor een vriendenprijsje gekocht van de vader van een huisgenootje. Dat was een eenvoudige matrixprinter. Voor de jongere lezertjes volgt later in deze blogpost een toelichting van deze prehistorische technologie. Ik weet niet waar die printer gebleven is; ik zal 'm wel hebben weggegeven aan iemand.
Toen ik aan mijn volgende printer toe was, was er net een nieuwe technologie in opkomst: inkjet (ik heb het nu over begin jaren negentig). Een inkjet-printer werkt zo: De printer heeft tientallen kleine buisjes waaruit minuscule druppeltjes inkt naar het papier kunnen worden geschoten. De BubbleJet doet dat door de inkt in het buisje te verhitten, zodat het als het ware een beetje overkookt en eruit spuit. 't Werkt prima en is onhoorbaar stil.
Ik had destijds een kennis die bij de Makro werkte, en daar hadden ze zo'n nieuwe BubbleJet-printer in de aanbieding: de Canon BJ-10ex. Het is een schattig klein printertje. Je kan er zelfs batterijen in doen, zodat je 'm overal mee naartoe kan nemen en on the road kan printen vanaf je laptop.
Oplettende jeugdige lezertjes hebben zich waarschijnlijk al verbaasd over de aansluiting aan de zijkant. Waar is die voor? Even geduld, zodadelijk wordt het toegelicht.
Om de printer te gebruiken moet je de klep open doen. Dan kan je er één vel papier in stoppen. Die leg je tegen de klep aan. Voor enveloppen, of dikker papier in het algemeen, is er aan de onderkant een opening. Om die te gebruiken moet je de printer op z'n achterkant zetten.
Maarja, één vel papier tegelijk, dat is niet zo handig. Als je meerdere pagina's wil afdrukken moet je erbij blijven, om steeds een nieuw vel erin te steken. Gelukkig kon je er een sheet feeder bij kopen. Om die te gebruiken zet je de printer weer op z'n achterkant, en dan haak je de sheet feeder aan de onderkant van de printer. Het papier gaat dan door de eerder genoemde achteringang naar binnen.
En met de voedingsadapter erbij had ik een goedkope printer, die ook nog eens weinig ruimte in mijn studentenkamertje opeiste. En over de printkwaliteit had ik niet te klagen.
Maar er kleeft een groot nadeel aan dit soort printers. De inktpatronen zijn verhoudingsgewijs duur. Dat komt doordat de printkop onderdeel is van het inktpatroon. En omdat de fabrikant graag geld wil verdienen aan de inktpatronen, zorgt 'ie dat in zijn printers geen inktpatronen van andere merken passen. Het ergste was nog wel: als je de printer een tijdje niet gebruikt, dan raken de minuscule buisjes van waaruit de inkt naar het papier wordt geschoten verstopt. Als ze een beetje verstopt zijn dan kan je ze (automatisch) schoonmaken, maar meestal kost dat inkt. En als de buisjes echt verstopt zijn dan is er geen redden meer aan.
Een paar jaar later kocht ik voor een habbekrats de oude computerspullen van een kennis van een kennis over. Waaronder een HP LaserJet en een breedformaat matrixprinter. De LaserJet was zo oud dat 'ie niet eens een nadere typespecificatie had: het was gewoon dé LaserJet. Een vierkant bakbeest dat tientallen kilo's woog. Ik heb 'm niet zo lang gehad. Na een mislukte poging om een toner-cartridge te kopen heb ik 'm geruild voor een appeltaart. Die taart was best wel lekker.
De breedformaat matrixprinter heb ik nog steeds, hoewel ik 'm nauwelijks gebruikt heb.
Op de voorgrond ligt een kabel om de printer op de computer aan te sluiten. Dat is nou een ‘parallele printerkabel’. In de beginjaren van de PC had elke printer een Centronix-aansluiting, en elke PC had een DB-25 parallele poort. De printerkabel had aan de ene kant een Centronix-stekker en aan de andere kant een DB-25 stekker.
Dat waren grote, kloeke stekkers met tientallen pinnetjes. De Centronix-aansluiting had beugels waarmee je de stekker vast kon zetten. Aan de andere kant, bij de computer, had de DB-25-stekker een paar schroefjes waarmee je 'm aan de aansluiting kon schroeven. Zo wist je zeker dat de stekkers er goed in bleven zitten.
Vergelijk dat eens met een USB-stekker. Die is nauwelijks groter dan het snoertje.
Een matrixprinter werkt heel simpel. Zie de foto hieronder. Het papier wordt om de grote zwarte rol geleid. Tussen de printkop en het papier hangt een inktlint. De kop heeft een aantal pinnetjes. Door zo'n pinnetje uit te steken druk je het inktlint tegen het papier; dan komt er daar een stipje op het papier. De kwaliteit is meestal niet zo geweldig, maar het inktlint gaat heel lang mee en de printer zelf is reuze robuust. Maar de herrie is niet om aan te horen. Al met al min of meer het tegenovergestelde van een inkjetprinter, dus.
Begin deze eeuw kocht ik maar eens een nieuwe computer. Ik kreeg er van Dell een “foto”printer bij. Volgens de reclame was het een fotoprinter, maar in de doos zat een papiertje dat benadrukte dat het niet meer dan een kleurenprinter was; vandaar de aanhalingstekens. Ik heb er foto's mee afgedrukt, en hoewel de kwaliteit inderdaad niet perfect is, vond ik het best wel acceptabel. Zeker voor een gratis printer. Met deze printer betrad ik ook de wereld van de USB-aansluitingen. Simpel en klein.
Bij de oude BubbleJet merkte ik al op dat die duur in het gebruik is. Nou, zo'n goedkope kleurenprinter is nog veel erger. Er zitten twee inkt-cartridges in: eentje met zwarte inkt en eentje met drie kleuren. Als in de kleuren-cartridge één van de drie kleuren op is, dan moet je eigenlijk al een nieuwe cartridge kopen. Anders missen de foto's een kleur. En duur dat die cartridges zijn!
zaterdag 14 juni 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten